Karin Dierikx werkt al 25 jaar als docent in speciaal onderwijs omdat zij dit de leukste baan van de wereld vindt. YoungPWR Dylana sprak haar.
Ik was heel jong toen ik al wist dat ik juf wilde worden. Ik begon op de havo. Na de havo heb ik de pabo gedaan (redactie: pabo is een opleiding om leraar te worden. Je kunt met elke keuzepakket naar de pabo). Op de pabo zei ik al: ‘Ik wil juf worden van “mongooltjes”. Dat is een beetje een nare naam voor kinderen met het syndroom van down.’ Maar dat leek mij gewoon echt zinvol werk.
Ik gaf al zwemles aan kinderen met het syndroom van down en kinderen met een verstandelijke beperking. Dat vond ik heel erg leuk en bijzonder. Nadat ik 1,5 jaar in het regulier onderwijs gewerkt had dacht ik: ‘Dit is het niet.” Toen ben ik mijn droom gaan volgen en gestart op het speciaal onderwijs op VSO Duin.
Ik denk geduld. Heel veel geduld. Maar je moet ook flexibel en creatief zijn. Je moet heel vaak een nieuwe oplossing bedenken. ‘Als het niet lukt op manier A dan moeten we het op manier B proberen of C en D tot Z…, totdat het lukt.’ Je moet “gewoon” doorzetten. En je moet duidelijk zijn. Dat is heel belangrijk in het speciaal onderwijs.
Alle basisscholen en middelbare scholen hebben de plicht om voor alle leerlingen te zorgen. Soms lukt het echt niet om een leerling in het reguliere onderwijs te houden. De leerling kan niet meekomen, de schoolprestaties lopen achter en de leerling is niet gelukkig. Dan zorgt de school er in een aantal gevallen voor dat deze leerling naar het speciaal onderwijs kan. Dat is niet makkelijk. Een leerling moet echt een diagnose hebben en het moet aantoonbaar zijn dat het in het reguliere onderwijs niet lukt.
Dit is een school voor leerlingen die niet mee kunnen doen in het gewone onderwijs. De leerlingen hebben een diagnose: autisme, adhd of soms een verstandelijke beperking. De klassen zijn vaak veel kleiner en er is een hele duidelijke structuur. De leerlingen blijven bijvoorbeeld vaak in een lokaal met één of maximaal drie vakdocenten. Dat geeft veel minder prikkels en verwarring.
Ja, zeker. Want iedere leerling heeft een andere diagnose en niveau. Van kader tot VWO.
Wij hebben op het VSO Duin alleen leerlingen met een verstandelijke beperkingen. Bij een verstandelijke beperking wordt gekeken naar het IQ. Daar zijn ook veel verschillen in. Wij hebben leerlingen met een vrij laag IQ en een iets hoger IQ. Bij ons zitten alle leerlingen bij elkaar in de klas. Er wordt geen onderscheid in gemaakt. Wel hebben wel een aparte groep leerlingen die meer praktischer onderwijs krijgt. Zij zijn minder theoretisch bezig. Hier zitten leerlingen in met verschillende diagnoses. Op andere scholen is dat weer anders, daar zitten de verschillende niveaus bij elkaar.
Er is veel meer tijd voor de leerlingen. Ik heb maar 11 leerlingen in de klas. Daarom kan ik met elke leerling een band opbouwen. In een reguliere middelbare schoolklas zitten gemiddeld 30 leerlingen in de klas. Deze docent ziet soms wel 6 klassen per dag. Dan is een band opbouwen met leerlingen echt heel moeilijk.
Ik heb de leerlingen dus meestal de hele dag in de klas. Ze hebben wel praktijkvakken zoals koken, groen, handvaardigheid en sport. De klas wordt dan opgesplitst. De helft van de klas gaat naar het praktijkvak, de andere helft blijft bij mij en die geef ik dan meestal per leerling instructies. Dat is het allermooiste van speciaal onderwijs, de extra tijd.
Het is echt heel duur. Wij hebben een mooie grote school met ‘maar’ 83 leerlingen. Eigenlijk gun je veel meer leerlingen een vorm van speciaal onderwijs in kleine groepjes, maar dat is helaas gewoon te duur.
Niet genoeg helaas, daarom zijn er ook te kort docenten in het speciaal onderwijs. Heel veel docenten denken dat het heel moeilijk of heel zwaar is in het speciaal onderwijs. Ik weet niet waarom dat vaak gedacht wordt, want als ik gewoon heel duidelijk en geduldig ben, dan doen ook onze leerlingen alles gewoon zoals het hoort. Ik raad iedereen aan kennis te maken met dit mooie vak!